According to the Representation Hypothesis, learners of Dutch use dummy – semantically empty – auxiliaries as a strategy to avoid verb movement. In this contribution, we will argue that speech production data of early and late second language learners of Dutch confirm this hypothesis in two ways. First, children who acquire Dutch as a second language use dummies in main clauses and produce dummies significantly less frequently in subordinate clauses, like monolingual Dutch-speaking children. Because these bilingual children have good knowledge of the Dutch verb placement rules, we conclude that their internal grammar requests for verb movement in main clauses and not in subordinate clauses. The avoidance strategy is therefore relevant in main clauses but not in subordinate clauses. Secondly, unlike the child participants, adult second language learners of Dutch hardly ever make a target-like word order distinction between main and embedded clauses. Their grammar does therefore not contain the verb movement requirement for main clauses. As expected, we found hardly any dummies in the main clauses of adult learners of Dutch. These findings do not only support the Representation Hypothesis for Dummies, but the observed differences between child and adult learners are also compatible with the Critical Period Hypothesis for the acquisition of grammar. A final conclusion is that the decline of dummies in child Dutch is influenced by accumulating input frequencies, and not by the growth of working memory. ∗ Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geesteswetenschappen, Afdeling Neerlandistiek, LSG Nederlandse Taalkunde, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam. Email: w.b.t.blom@uva.nl. Wij bedanken alle proefpersonen, de scholen (De Panda, Zeven Gavenschool) en het ROC Utrecht voor hun medewerking aan de experimenten. Daarnaast hebben de commentaren van een reviewer, de redactie, Elisabeth van der Linden en Jan de Jong bijgedragen tot verbetering van dit artikel. Wij zijn verantwoordelijk voor alle resterende fouten. Dit onderzoek is gedaan in het kader van het programma Variation in Inflection (NWO 254-70-010). • 1 Inleiding Werkwoordsvormen die voorkomen in kinderuitingen zoals (1)-(2) worden vaak dummywerkwoorden genoemd: ze zijn leeg omdat ze de betekenis van de zin niet lijken te beïnvloeden. Net zoals een dummy, een demonstratie-exemplaar van een boek dat grotendeels onbedrukt is, lijken deze hulpwerkwoorden louter vorm te zijn zonder inhoud (de voorbeelden in (1)-(2) komen uit de CHILDES databank: <http://childes.psy.cmu.edu/ data/Germanic/>): ElmA Blom EN SIEBE DE KortE 134 (1) koe gaat rijden (Matthijs 2;04.24) (2) lamp gaat branden (Peter 2;00.28) In deze bijdrage betogen wij dat het gebruik van zulke ‘dummies’ door taalleerders van het Nederlands een structurele oorzaak heeft, en geen directe reflectie van het taalaanbod is. Dummies stellen een leerder in staat om verplaatsing van de persoonsvorm, het finiete werkwoord dat tijd-, persoonsen getalskenmerken draagt, naar tweede positie (de ‘Verb Second (V2)’-regel) te vermijden zonder de regels van het Nederlands te schenden: door een dummy in tweede positie te plaatsen, produceert de leerder wél een finiete zin, maar kan hij/zij ook het hoofdwerkwoord in basispositie laten staan. Eerder onderzoek heeft laten zien dat eentalige Nederlandse kinderen dummies gebruiken in hoofdzinnen (met verplaatsing), en dat dummies in bijzinnen (zonder verplaatsing) zeldzaam zijn. Deze observatie ondersteunt de hypothese dat dummy-gebruik samenhangt met Verb Second. In dit artikel voegen wij aan dit onderzoeksgebied iets toe: wij beargumenteren dat patronen in de taalproductie van vroege en late tweede-taalverwervers van het Nederlands verdere empirische ondersteuning geeft voor deze hypothese. In §2 geven we een algemeen beeld van het dummy-fenomeen in de taal van eentalige kinderen die Nederlands verwerven, en geven we aan hoe de verwervingspatronen zich verhouden tot het voorkomen van dummies in Standaardnederlands. We bespreken verklaringen voor dummies in §3, en geven onze werkhypothese en de daaruit voortvloeiende voorspellingen over kinderen en volwassenen die Nederlands als tweede taal leren in §4. In §5 concluderen we dat reeds gerapporteerde onderzoeksresultaten geen uitsluitsel bieden met betrekking tot deze voorspellingen. In §6, §7 en §8 bespreken we een experiment verricht onder tweede-taalleerders van het Nederlands. De resultaten hiervan leiden tot de conclusie dat dummy-gebruik samenhangt met Verb Second. In §9 belichten we een aantal andere uitkomsten van het experiment. Deze verschaffen meer inzicht in het dummy-fenomeen in Nederlandse kindertaal. In de paragraaf (§10) plaatsen we onze bevindingen in een wijder perspectief; dit wordt gevolgd door een slotparagraaf (§11) die de belangrijkste conclusies samenvat. • 2 Dummies in Nederlandse kindertaal Nederlandstalige kinderen doorlopen een fase waarin ze zinnen met een dummy-hulpwerkwoorden met een infinitief-complement gebruiken naast uitingen met een enkelvoudig finiet werkwoord (Jordens 1990, Schlichting 1996, Hollebrandse en Roeper 1996, Van Kampen 1997, Wijnen 2000, Zuckerman 2001, Blom 2003). Voorbeelden van deze dummies in Nederlandse kindertaal zijn al gegeven in (1) en (2), en vergelijkbare voorbeelden staan in (3)-(6): (3) ik doe ook verven (Niek 3;10.2) (4) dat doe ik spelen (Sarah 5;9) (5) sijn de soep ete (Laura 2;04.01) (6) is takelen (Matthijs 2;05.01) Taalk BW nr.2-08.indd 134 22-09-2008 09:53:58 De verwerving van het Nederlands: dummies en Verb Second 135 De uitingen in (1)-(6) worden uitgesproken door het kind terwijl de handeling (rijden, branden, verven, spelen, eten, takelen) plaatsvindt. De hulpwerkwoord-infinitiefconstructies in (1)-(6) drukken daarmee hetzelfde uit als de zinnen met een enkelvoudig hoofdwerkwoord (koe rijdt, lamp brandt, ik verf, ik speel, (wij) eten de soep, (de kraan) takelt), die de kinderen in deze fase ook gebruiken. Nederlandstalige kinderen lijken met dit gebruik van dummies af te wijken van de taal die ze aangeboden krijgen. Het hulpwerkwoord gaan wordt in het Standaardnederlands gebruikt om ‘(geleidelijk) overgaan tot’, ‘beginnen te’ (inchoatief aspect) aan te duiden (Het gaat regenen) of om een toekomstige gebeurtenis aan te kondigen (Het gaat morgen regenen) (Haeseryn et al. 1997: §18·5·4·3·iii), maar niet om te verwijzen naar een gebeurtenis die plaatsvindt op het moment van spreken. Het werkwoord zijn komt in het Standaardnederlands voor in zinnen die een voortdurende handeling beschrijven. Hier neemt het echter verplicht een aan het + infinitief complement (Hij is aan het dansen). Als het voorzetsel aan en het bepaalde lidwoord het weggelaten zijn, dan verandert de betekenis: Hij is dansen betekent dat hij weggegaan is om te dansen (§18.5.4.15.i). Kinderen die blootgesteld zijn aan Standaardnederlands (zoals de kinderen in (1)-(6)) horen dus gaan en zijn niet als dummies in het aanbod. Toch gebruiken ze gaan en zijn om te verwijzen naar handelingen die in de spreeksituatie (tijd en plek) plaatsvinden, en dus als dummies. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (Haeseryn et al. 1997: §18·5·4·10·iv) beschrijft het gebruik van het hulpwerkwoord doen als ’informeel’. Het is beperkt tot vraagzinnen (Wat doe je zeggen?) en zinnen die een gewoonte uitdrukken (Ze doen altijd kaarten). Regionale verschillen zien we in het contrast tussen bijvoorbeeld Limburgse en Groningse dialecten: in dialecten van het eerste type is doen gangbaar, in dialecten van het tweede type niet (Cornips 1998, Cornips 2003, Zuckerman 2001). Zuckerman concludeert dat dit verschil weerspiegeld is in het type dummy dat kinderen kiezen: in een experiment gericht op het ontlokken van dummies gebruikten Limburgse kinderen doen, terwijl Groningse kinderen gaan als dummy gebruikten. In dit experiment zijn standaard hoofden bijzinnen uitgelokt, en niet de specifieke, informele constructies waarin doen als hulpwerkwoord toegestaan is. Het experiment werd afgenomen in het Standaardnederlands. We kunnen dus concluderen dat Nederlandstalige kinderen doen als hulpwerkwoord gebruiken op een manier die afwijkt van het Standaardnederlands, getuige ook de voorbeelden in (3) en (4). • 3 Verklaringen voor dummies in nederlandse kindertaal Waarom wijkt Nederlandse kindertaal af van het Standaardnederlands? In de literatuur zijn externe en interne verklarende factoren genoemd die de dummies van Nederlandstalige kinderen kunnen verklaren. Verklaringen van het eerste type stellen dat Nederlandse kinderen wel degelijk dummies horen, ondanks het feit dat dummies in het Standaardnederlands marginaal zijn toegestaan. Dummies zouden namelijk een karakteristiek zijn van caregiver talk, een variant van het Nederlands die gesproken wordt tegen kleine kinde1 De elektronische versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (Haeseryn et al. 1997) heeft geen paginanummering. In de gedrukte versie is §18.5.4 te vinden op pp. 966-1048. Taalk BW nr.2-08.indd 135 22-09-2008 09:53:59 ElmA Blom EN SIEBE DE KortE 136 ren (Schaerlakens en Gillis 1987, Lalleman 1986, Jordens 1990). Dit zou betekenen dat de frequentie van dummy-tokens – een externe factor – ertoe leidt dat kinderen dummies als een grammaticale optie beschouwen. Empirische evidentie voor deze hypothese ontbreekt echter. En, zoals Lalleman (1986: 73-75) terecht aangeeft is het niet duidelijk wie het eerst begonnen is met het gebruik van de dummies, de verzorger van het kind of het kind. In de discussie (§10) komen we aan de hand van onze eigen bevindingen uitgebreider terug op de rol van frequenties in het taalaanbod. In deze paragraaf richten we ons op verklarende analyses die interne factoren centraal stellen. Deze analyses vormen een uitgangspunt voor ons onderzoek naar dummy-gebruik door tweede-taalverwervers van het Nederlands. Verklaringen die interne factoren benadrukken, leggen de oorzaak van dummies in kindertaal bij de taalstructuur en de beregeling hiervan door de m
[1]
M. Steinbach,et al.
What do Reduced Pronominals Reveal about the Syntax of Dutch and German? Part 2: Fronting
,
2003
.
[2]
Elissa L. Newport,et al.
Critical period effects on universal properties of language: The status of subjacency in the acquisition of a second language
,
1991,
Cognition.
[3]
Lisa deMena Travis,et al.
Parameters and effects of word order variation
,
1984
.
[4]
Raffaella Zanuttini,et al.
Syntactic properties of sentential negation : a comparative study of Romance languages
,
1991
.
[5]
J. Bobaljik,et al.
A-Chains At The Pf-Interface: Copies And `Covert Movement
,
2002
.
[6]
Hans den Besten,et al.
On the Interaction of Root Transformations and Lexical Deletive Rules
,
1983
.
[7]
J. Bobaljik.
Morphosyntax : the syntax of verbal inflection
,
1995
.
[8]
Anders Holmberg,et al.
The Role of Inflection in Scandinavian Syntax
,
1995
.
[9]
Jacquelyn Schachter,et al.
Maturation and the Issue of Universal Grammar in Second Language Acquisition
,
1996
.
[10]
L. Petitto,et al.
Biological Foundations of Language
,
1967,
Neurology.
[11]
Johannes Bernardus den Besten,et al.
Studies in West Germanic syntax
,
1989
.
[12]
Hilda Koopman,et al.
On verbs that fail to undergo V-second
,
1995
.
[13]
Aaron L. Halpern,et al.
Approaching second : second position clitics and related phenomena
,
1996
.
[14]
Susi Wurmbrand,et al.
Verb Clusters, Verb Raising, and Restructuring
,
2007
.
[15]
J. van de Weijer,et al.
The Minimalist Program and Optimality Theory: Derivations and Evaluation
,
2000
.
[16]
C. Jan-Wouter Zwart,et al.
Syntactic and phonological verb movement
,
2001
.
[17]
H. C. van Riemsdijk,et al.
All languages are tense second
,
2003
.
[18]
Joseph E. Emonds,et al.
A Transformational Approach to English Syntax: Root, Structure-Preserving, and Local Transformations
,
1978
.
[19]
Luigi Rizzi,et al.
Speculations on Verb Second
,
1990
.
[20]
G. Cinque.
Adverbs and functional heads
,
1999
.
[21]
J. Zwart.
Clitics in Dutch: evidence for the position of INFL
,
1991
.
[22]
Richard S. Kayne.
Connectedness and binary branching
,
1984
.
[23]
T. Hoekstra,et al.
Why Kaatje was not heard sing a song
,
2005
.
[24]
H. Broekhuis.
The universal base hypothesis: VO or OV?
,
2006
.
[25]
André Meinunger,et al.
Restrictions on Verb Raising
,
2001,
Linguistic Inquiry.
[26]
Luigi Rizzi,et al.
Parameters and functional heads : essays in comparative syntax
,
1996
.
[27]
Jan-Wouter Zwart,et al.
Dutch syntax: A minimalist approach
,
1993
.
[28]
Noam Chomsky.
A minimalist program for linguistic theory
,
1992
.
[29]
Jerold A. Edmondson,et al.
The Verbal Complex in Continental West Germanic
,
1983
.
[30]
Tim Stowell,et al.
Origins of phrase structure
,
1981
.
[31]
Hendrikus Johannes Wilhelmus Maria Broekhuis,et al.
Derivations and Evaluations: Object Shift in the Germanic Languages
,
2008
.
[32]
J. Koster.
Dutch as an SOV Language
,
2002
.
[33]
Mélanie Jouitteau.
La syntaxe comparée du breton
,
2005
.
[34]
Hans Broekhuis,et al.
Woordvolgorde in de werkwoordelijke eindreeks
,
1989
.
[35]
Lisa Lai-Shen Cheng,et al.
The syntax of heads and phrases
,
2007
.
[36]
Katrin Axel,et al.
Studies on old high German syntax : left sentence periphery, verb placement and verb-second
,
2007
.
[37]
Liliane Haegeman,et al.
Verb raising as verb projection raising: some empirical problems
,
1994
.
[38]
Frank Wijnen,et al.
Storage and Computation in the Language Faculty
,
2002
.
[39]
L. Rizzi.
The Fine Structure of the Left Periphery
,
1997
.
[40]
Susanne Wurmbrand,et al.
Infinitives: Restructuring and Clause Structure
,
2001
.
[41]
H. V. Riemsdijk,et al.
Verb Projection Raising, Scope, and the Typology of Rules Affecting Verbs
,
1986
.
[42]
Gereon Müller,et al.
Verb-Second as vP-First
,
2004
.
[43]
N. Hornstein.
Move! : a minimalist theory of construal
,
2000
.
[44]
Pieter Muysken,et al.
THE ALTERNATION HYPOTHESIS: ACQUISITION OF DUTCH WORD ORDER BY TURKISH AND MOROCCAN FOREIGN WORKERS1
,
1981
.
[45]
A. Corré,et al.
A lexicon of the Hebrew and Aramaic elements in modern Judezmo
,
1993
.
[46]
A. Evers.
The transformational cycle in Dutch and German
,
1975
.
[47]
Peter Steven Rosenbaum,et al.
The grammar of English predicate complement constructions
,
1967
.
[48]
S. Anderson.
Wackernagel's Revenge: Clitics, Morphology, and the Syntax of Second Position
,
1993
.
[49]
H. Bennis,et al.
Syntaxis van het Nederlands
,
2000
.
[50]
J. S. Johnson,et al.
Critical period effects in second language learning: The influence of maturational state on the acquisition of English as a second language
,
1989,
Cognitive Psychology.
[51]
Jaume Sola y Pujols.
Morphology and word order in Germanic languages
,
2000
.
[52]
Morris Halle,et al.
Distributed morphology and the pieces of inflection
,
1993
.
[53]
Jan-Wouter Zwart,et al.
A Minimalist Approach to the Syntax of Dutch
,
1996
.
[54]
Ken Hale,et al.
On Argument Structure and the Lexical Expression of Syntactic Relations
,
1993
.
[55]
Jürgen M. Meisel,et al.
On determining developmental stages in natural second language acquisition
,
1981,
Studies in Second Language Acquisition.
[56]
Wilhelm von Humboldt,et al.
Über die Kawi-Sprache auf der Insel Java : nebst einer Einleitung über die Verschiedenheit des menschlichen Sprachbaues und ihren Einfluss auf die geistige Entwickelung des Menschengeschlechts
,
1837
.
[57]
Richard S. Kayne.
Facets of Romance past participle agreement
,
1989
.
[58]
D. Poeppel,et al.
The full competence hypothesis of clause structure in early German
,
1993
.
[59]
J. Koster.
Het werkwoord als spiegelcentrum
,
2002
.
[60]
K. Hale,et al.
Ken Hale: A Life in Language
,
2001
.
[61]
Robert Freidin,et al.
Principles and parameters in comparative grammar
,
1991
.
[62]
S. Cobb.
Speech and Brain-Mechanisms.
,
1960
.
[63]
J. McDonald.
Grammaticality judgments in a second language: Influences of age of acquisition and native language
,
2000,
Applied Psycholinguistics.
[64]
H. Koopman.
Prepositions, Postpositions, Circumpositions, and Particles
,
2010
.
[65]
Hans Broekhuis,et al.
Verb Projection Raising in het Nederlands
,
1992
.
[66]
Jac. van Ginneken.
Handboek der Nederlandsche taal
,
1913
.
[67]
O.N.C.J. Koeneman,et al.
The flexible nature of verb movement
,
2000
.
[68]
Teun Hoekstra,et al.
Small clause results
,
1988
.
[69]
Noam Chomsky.
Some notes on economy of derivation and representation
,
2013
.
[70]
E. Hoekstra,et al.
De structuur van CP : Functionele projecties voor topics en vraagwoorden in het Nederlands
,
1994
.
[71]
Alessandra Tomaselli,et al.
La sintassi del verbo finito nelle lingue germaniche
,
1990
.
[72]
Dutch Language Proficiency of Turkish Children Born in the Netherlands
,
1986
.
[73]
Belma Haznedar,et al.
THE ACQUISITION OF THE IP SYSTEM IN CHILD L2 ENGLISH
,
2001,
Studies in Second Language Acquisition.
[74]
Øystein Nilsen.
V2 and Holmberg’s Generalization
,
2002
.
[75]
Richard S. Kayne.
The Antisymmetry of Syntax
,
1994
.
[76]
André Meinunger.
Interface restrictions on verb second
,
2006
.
[77]
Jean-Yves Pollock.
Verb movement, universal grammar and the structure of IP
,
1989
.
[78]
Hilda Judith Koopman,et al.
The Syntax of Verbs: From Verb Movement Rules in the Kru Languages to Universal Grammar
,
1984
.
[79]
Wolfgang Sternefeld,et al.
Improper movement and unambiguous binding
,
1993
.
[80]
M den Dikken,et al.
The function of function words and functional categories
,
2005
.
[81]
C.J.W. Zwart.
Een dynamische structuur van de Nederlandse zin: deel 1, dynamische syntaxis
,
2004
.
[82]
M. Diesing.
Verb movement and the subject position in Yiddish
,
1990
.
[83]
De structurele positie van reflexieve en reciproke pronomina
,
2003
.
[84]
M. D. Dikken,et al.
Minimalist verb (projection) raising
,
1994
.
[85]
J. W. Marchand,et al.
Syntaxis, spraakkunst en taalkunde
,
1956
.
[86]
Marcel den Dikken,et al.
On the syntax of locative and directional adpositional phrases
,
2022
.
[87]
Noam Chomsky,et al.
Lectures on Government and Binding
,
1981
.
[88]
Katalin É. Kiss,et al.
Verb Clusters : A Study of Hungarian, German and Dutch
,
2004
.