Wordt ons leven anders? Over genomics en zelfarbeid
暂无分享,去创建一个
In 1902 maakte de dichter Rainer Maria Rilke (1875 – 1926) een ernstige crisis door. Hij twijfelde aan zijn dichterschap, was ontevreden over zijn gebrek aan vitaliteit en productiviteit, over zijn hypergevoeligheid, kwetsbaarheid en levensangst, en misschien nog het meest over zijn tengere gestalte, androgyne uitstraling en fysieke zwakte. Al enige tijd was hij tevergeefs in afwachting van nieuwe inspiratie. Die hoopte hij te vinden bij de kunstenaar die hij als zijn levende tegendeel beschouwde, namelijk de ongekend energieke en productieve beeldhouwer Auguste Rodin, werkzaam te Parijs. Deze artiest produceerde in hoog tempo, als een eigentijdse Michelangelo, levensgrote, giganteske beelden van gespierde, krachtige, indrukwekkende personages, precies datgene wat Rilke zelf niet was. Zelfs diens befaamde, contemplatieve Denker, ogenschijnlijk in gedachten verzonken, is een opvallend gespierde, om niet te zeggen explosieve gestalte. Rilke trok naar Parijs om met de bewonderde meester kennis te maken, zijn werk (en vooral: zijn werkwijze) te bestuderen en een boek over hem te schrijven. Rodin ontfermde zich over zijn jongere collega als diens therapeut of coach. Met name voorzag hij hem van enkele adviezen. Rilke had de gewoonte zich terug te trekken in zijn kamer om daar te wachten op inspiratie. Rodin daarentegen ging uit van het tegengestelde principe, namelijk arbeid: “Travailler, toujours travailler!” Ga aan het werk, neem de taal, en daarmee jezelf als dichter, onder handen, perfectioneer al doende je technische vaardigheden, dan komt de inspiratie vanzelf! Bovendien gaf hij hem het advies om er op uit te trekken en dingen te gaan bekijken, om zich zodoende te bekwamen in zorgvuldig observeren. Met name drong hij er bij Rilke op aan, dierentuinen en musea te bezoeken.