Initiele coördinatie en de identificatie van woordgroepen

Een belangrijk resultaat van de moderne taalkunde is de ontdekking dat zinnen hiërarchisch georganiseerd zijn. Dit houdt in dat binnen elke reeks van woorden groepen aangewezen kunnen worden van woorden die meer bij elkaar horen dan bij de andere woorden uit de reeks. Deze woorden vormen dan een woordgroep, oftewel constituent. Dit organisatieprincipe is recursief: elke groep kan weer opgevat worden als een reeks waarin kleinere groepen aangewezen kunnen worden, en kan ook zelf weer met een andere groep tot een grotere groep gecombineerd worden. Zinnen zijn niets anders dan supergroepen die op deze manier hiërarchisch georganiseerd zijn. Deze organisatie is niet direct uit de lineaire reeks van woorden af te lezen, maar kan aan het licht gebracht worden met behulp van zogenaamde constituentschapstests. Constituentschapstests dienen om aan te tonen dat een bepaalde reeks van woorden binnen een grotere reeks zich gedraagt als een eenheid, als een groep dus, waar de overige woorden van de reeks buiten vallen. Wat een test dus moet doen is een groep losmaken van zijn omgeving. Gebruikelijke tests die daartoe in staat zijn, zijn (i) isolatie (bijvoorbeeld als uitroep of als antwoord op een vraag), verplaatsing (met name vooropplaatsing), vervanging (door een voornaamwoord, een alternatieve woordgroep, een woordgroep met idiomatische interpretatie, of zelfs door niets, in het geval van ellipsis), en coördinatie (met een andere woordgroep). In een eenvoudig geval als (1) kunnen de genoemde tests zonder problemen laten zien dat binnen de grotere reeks woorden ze smelten de kazen de kleinere reeks bestaande uit de en kazen een constituent vormt (2).