In de afgelopen tien jaar is er een stortvloed aan talentenshows ontstaan op de Nederlandse televisie. Na het verdwijnen van Henny Huismans jarenlang succesvolle Soundsmixshow in 2002, waarin onbekende Nederlanders live hun zangtalent ten gehore konden brengen, werd de ene na de andere talentenjacht gelanceerd. Idols, X-Factor, Popstars en The Voice of Holland zijn stuk voor stuk bij de massa geliefde televisieshows, net als programma’s als Holland’s Got Talent, De Beste Singer-Songwriter van Nederland en So You Think You Can Dance. Het idee achter dergelijke shows is om de doorsnee, nog onbekende Nederlander de kans te geven zijn (of haar) talent niet langer verborgen te houden en hem, onder begeleiding van professionals, op weg te helpen naar een glansrijke carrière in bijvoorbeeld de muziekof dansindustrie. Dat het daarbij puur om talent gaat en het blootleggen van kwaliteiten, wordt het sterkst benadrukt in het format van The Voice of Holland. In dit programma vinden zogeheten blinde audities plaats, wat betekent dat juryleden de deelnemers enkel kunnen horen en niet kunnen zien, waardoor zij slechts op hun zangkwaliteit worden beoordeeld en uiterlijk en bekendheid geen rol kunnen spelen in de beslissing van de jury. Talentenjachten als The Voice of Holland vertonen veel overeenkomsten met het huidige Nederlandse onderwijs zoals dat de afgelopen decennia vorm is gegeven. De nadruk is hierbij, met name vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw, komen te liggen op het creëren van gelijke kansen voor iedereen. De aandacht groeide voor het ontwikkelen van talent onder kinderen uit (met name) lagere sociale milieus, die daar tot dan toe geen mogelijkheden voor hadden binnen het onderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2012). Waar afkomst tot die tijd bepaalde of je, simpel gezegd, boer of advocaat zou worden, is geleidelijk aan de gedachte gaan overheersen dat dit niet langer acceptabel was, maar ook niet economisch efficient is. In plaats daarvan streeft de Nederlandse overheid er sinds de Tweede Wereldoorlog naar dat ieder individu op basis van zijn eigen talent en inzet een eerlijke positie in de maatschappij kan bereiken (RMO, 2011). Ook een boerenzoon zou het dus moeten kunnen schoppen tot advocaat. Dit vormt een typisch voorbeeld van laten opbloeien van ‘verborgen talent’, waar Van Heek in zijn studie eind jaren zestig van de vorige eeuw aandacht voor vroeg (Van Heek e.a., 1968). Dit gelijkheidsprincipe, namelijk dat je als individu beloond wordt op basis van je eigen merites, ofwel eigen verdiensten of kwaliteiten, en niet die van je
[1]
Natalie Rogoff Ramsöy.
On Education, opportunity, and social inequality
,
1975
.
[2]
Maarten H. J. Wolbers,et al.
Onderwijs als nieuwe sociale scheidslijn?: de gevolgen van onderwijsexpansie voor sociale mobiliteit, de waarde van diploma's en het relatieve belang van opleiding in Nederland
,
2010,
Tijdschrift voor Sociologie.
[3]
J. Goldthorpe,et al.
The Constant Flux: A Study of Class Mobility in Industrial Societies
,
1993
.
[4]
Maarten H. J. Wolbers,et al.
Opleiding als sociale scheidslijn: Een nieuw perspectief op een oude kloof
,
2015
.
[5]
Fabrizio Bernardi,et al.
Persistent Inequalities? Expansion of Education and Class Inequality in Italy and Spain
,
2008
.
[6]
H. Blossfeld,et al.
Persistent Inequality: Changing Educational Attainment in Thirteen Countries
,
1994
.
[7]
G. Kraaykamp,et al.
De intergenerationele reproductie van cultureel kapitaal in belichaamde, geïnstitutionaliseerde en geobjectiveerde vorm
,
2009
.
[8]
P. D. Graaf,et al.
Zittenblijven of afstromen? De relatie tussen sociaal milieu en keuzes in het voortgezet onderwijs voor drie cohorten leerlingen
,
2009
.
[9]
R. Breen.
Social mobility in Europe
,
2004
.
[10]
H. Ganzeboom,et al.
Family background and educational attainment in the Netherlands of 1891-1960 birth cohorts
,
1993
.
[11]
J. Tolsma,et al.
Social origin and occupational success at labour market entry in The Netherlands, 1931–80
,
2014
.