Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de Natura 2000 habitattypen: versie 2.0

De Habitat- en Vogelrichtlijn vormen samen de hoeksteen van het Europese natuurbeleid. Dit werd opgebouwd rond twee pijlers: enerzijds het Natura 2000 netwerk van speciale beschermingszones en anderzijds soortenbescherming. Elke lidstaat dient te streven naar een gunstige staat van instandhouding van de op haar grondgebied aanwezige Natura 2000 habitattypen en soorten. Zesjaarlijks moet die toestand gerapporteerd worden aan de Europese Commissie. Ook een rapportering over de toestand van de habitats en soorten binnen elke speciale beschermingszone dient op regelmatige tijdstippen aan de Commissie overgemaakt. Het doel van dit rapport is het grondig uitwerken van een instrument om de lokale staat van instandhouding van de habitattypen te evalueren. Voor de soorten werd dit eerder al gedaan in Adriaens, D. et al. (2008) en Adriaens, P. et al. (2008). Die kennis is bv. nodig voor het formuleren van instandhoudingdoelstellingen per gebied en voor het nemen van instandhoudingmaatregelen nodig om de betrokken habitats te herstellen, te versterken en te beheren. Het bepalen van de lokale staat van instandhouding is ook vereist voor de passende beoordeling (vergunningenbeleid), voor het opzetten van monitoring, enz. Dit rapport is dan ook een belangrijke schakel in het proces dat moet leiden tot een waardevol en duurzaam netwerk van natuurgebieden waarin biotopen duurzaam kunnen voortbestaan, in Vlaanderen en Europa. In Vlaanderen komen 46 habitattypen voor. Bepaalde daarvan zijn vrij heterogeen en zijn op Vlaams niveau verder opgesplitst in logische en bruikbare subtypen. Dit rapport bevat 70 tabellen voor 44 habitattypen om de lokale staat van instandhouding van individuele habitatlocaties te beoordelen. Eerst worden aan de hand van de voor het habitat(sub)type relevante criteria de milieukarakteristieken voor een goede staat van instandhouding beschreven. Vervolgens worden vegetatie-, structuur- en verstoringscriteria beschreven en wordt per criterium aangegeven wanneer er sprake is van een goede, voldoende of gedegradeerde lokale staat van instandhouding. De selectie van de criteria en de bijbehorende drempelwaarden in de beoordelingstabellen is gebaseerd op ecologische relevantie, eenduidigheid, praktische bruikbaarheid, meetbaarheid en de volledigheid waarmee ze de kwaliteit van de habitats beschrijven. De bronnen hiertoe zijn literatuur (bij voorkeur gericht op de Vlaamse situatie maar steeds geplaatst in een internationale context), verwerking van beschikbare gegevens en in geval van te weinig beschikbare meetgegevens, zo nodig op expertoordeel.